DE LESSEN

Wat weet je nu dat je had willen weten aan het begin van jullie traject? Wat zijn de belangrijkste inzichten die jullie opdeden? Hoe kwam je tot deze inzichten?

WAT ANDEREN ZEGGEN OVER DE MET

“De MET is de stille kracht van het ESF-programma. Altijd daar en altijd iets zinnigs te zeggen. Dat mag vooral in het zonnetje worden gezet. Ze verdienen vooral bewondering voor concrete en tastbare resultaten zoals de Voortgangsmonitor die velen kan inspireren. De MET laat zien hoe nieuwe ideeën over gedeeld leiderschap en collectief leren ook daadwerkelijk geïnstitutionaliseerd kunnen worden in protocollen, kaders, monitors, enzovoort.” – Gijs Dierckx, onderzoeker en adviseur bij Drift

“De manier van werken van De MET en vooral het gedeelde leiderschap en engagement met ouders leunt aan bij internationale bewegingen waarin ouders en gezinnen hun relatie met de school, opvoeding, positie in de maatschappij herdenken en hertekenen (bv. Parentrepeneurs). Het leiderschapsmodel van De MET is inspirerend maar blijft wel uitdagend! Zeker iets om verder door te werken in de toekomst.” – Caroline Godts – doorbraakarchitect bij Tweeperenboom

“De MET is gewoon levenslang leren voor ons”

Elke Geuens: Als organisatie en als team zitten we volop in een leer- en groeiproces: wat houdt de transitie in die we in de praktijk proberen te brengen in het onderwijs? Wat is daar allemaal voor nodig? Hoe organiseren we ons als organisatie, als team, hoe dragen we ons verhaal uit? … Er zijn veel leervragen en onderzoeksvragen die op ons pad komen. We gaan hier als team en als organisatie (bestuur, ouders, leerlingen) mee aan de slag. We maken bewust tijd en ruimte voor dit leer- en groeiproces. De uitspraken van Gijs en Caroline typeren voor mij heel erg wat in onze organisatie een zoektocht is. Hoe we onze visie inderdaad in structuren kunnen gieten. Dat gaat over hoe je de Voortgangsmonitor opzet en hoe je met de Google-agenda aan de slag gaat tot hoe je overleg in je team organiseert. Hoe je het organogram opzet. Wij zijn in alles moeten vertrekken van nul.

Griet Mertens: Eigenlijk moeten we dat elk jaar opnieuw doen. Je begint natuurlijk niet helemaal van nul, maar onze organisatie verdubbelt elk jaar. Met 9 mensen overleggen gaat perfect, maar als dat er dan plots dubbel zoveel zijn… Je voelt dat het dan eigenlijk niet meer is wat het moet zijn en dat je weer andere structuren moet invoeren om dat te doen. Die zoektocht naar wat wij dan nodig hebben om toch die gedragenheid in beslissingen te houden, komt er telkens opnieuw. Want dat beslissingen gedragen worden door het team en dat ze niet door een coördinatieteam worden opgelegd vinden we cruciaal. Die zoektocht zal er altijd blijven.

Elke Geuens: Ook dat is een vorm van levenslang leren voor ons. We willen altijd een lerende organisatie blijven. Daar hameren we ook fel op bij sollicitaties. We vinden het belangrijk dat mensen die bij ons komen werken die mindset hebben, en daar flexibel in willen blijven. Om te willen blijven zoeken en om te aanvaarden dat het nooit af is. Wij reserveren daar expliciet tijd voor. Het is niet iets dat er nog eens bovenop komt. Elke morgen hebben wij een teamoverleg van een klein half uurtje en twee keer per week na schooltijd een uur structureel overleg. Op maandag voorzien we flexibele overlegtijd afhankelijk van de noden, bijvoorbeeld om een projectweek uit te werken, of voor specifiek overleg over een bepaald leergebied over de verschillende vestigingen. Dus er is eigenlijk vrij veel overlegtijd voorzien. Daarnaast hebben we ook nog overlegmomenten tussen de verschillende vestigingen.

Samen naar oplossingen zoeken is een must

Helga Schepers: Voor De MET start met nieuwe leercoaches is er ook drie weken voorbereiding samen, verdeeld over het begin van de vakantie, en op het einde van de vakantie. Dat is ook belangrijk omdat er toch telkens weer een nieuw team moet worden gevormd. Het wil niet zeggen dat eens je een ‘protocol’ gezet hebt, dat dit protocol voor iedereen duidelijk is of blijft. Je moet daar echt mee blijven aan de slag gaan. En ik denk dat veel scholen daarmee worstelen. Ze denken: ‘we hebben een reglement en dan is het toch duidelijk voor iedereen?’ Maar dat is zeker niet het geval. Het feit dat er in De MET zo uitdrukkelijk samen aan gewerkt wordt, vind ik ook een echte kracht.

Elke Geuens: Dat wil nog niet zeggen dat alles vlekkeloos verloopt. Het botst hier ook wel eens. Er duiken regelmatig spanningen op. Heel vaak wordt er dan toch naar de coördinatie gekeken en is men verbaasd over het feit dat wij ook niet alles weten of kunnen oplossen. Het is net de bedoeling dat we de dingen samen uitzoeken en samen oplossingen zoeken. Op die manier werken is niet voor iedereen altijd even comfortabel want dan moet iedereen zijn steentje bijdragen. Het is wel onze manier. En dat vermelden we ook altijd vanaf het begin en zo staat het ook in onze vacatures.

Programmatienorm zet een rem op nieuwe scholen

De grootste hindernis op ons pad, naast het vinden van een geschikte locatie, was de programmatienorm van een minimum aantal leerlingen die de overheid oplegt voor startende scholen. Een school moet deze programmatienormen halen als ze subsidiëring van de overheid wil. In ons geval hadden wij 282 leerlingen moeten halen in de eerste graad alleen. We hebben in gesprekken met verschillende scholen en initiatieven de voorbije maanden ervaren dat dit scholen dwingt tot het opzetten van gekke constructies, zoals samenwerkingen met partners die niet meteen dezelfde missie of visie delen, of tot privatisering. En dit baart ons zorgen. Wij hebben dat kunnen realiseren door drie vestigingen op te richten en zo die norm te halen. Dat kan nu nog altijd, maar de regelgeving is wel verstrengd qua timing. Vroeger kon je vrij laat beslissen of je nog een bijkomende vestigingsplaats wou opnemen, en die deadline is vervroegd. Voor ons is dat nu geen probleem meer, maar voor andere scholen, is dit nog wel een groot obstakel. Dat zet een enorme rem op het ontstaan van nieuwe scholen.

Trage groei is nodig om goed te groeien

Helga Schepers: Een werking opzetten waarbij je bijna alles anders doet, kan je onmogelijk snel snel doen. Het moet behapbaar blijven, en je moet zelf ook kunnen leren. Het eerste jaar is echt een ploeterjaar geweest. Het is goed gelopen, maar er moest ook nog heel veel geleerd worden, bijvoorbeeld het werken met de Voortgangsmonitor, met de challenges. Stilletjesaan merk je jaar per jaar dat alles op zijn pootjes landt, maar dan zijn er weer andere dingen die er te leren zijn. Als je dat allemaal in één keer moet doen, dat gaat gewoon niet.

Elke Geuens: Om onze visie waar te maken ervaarden wij een nood aan – zeker bij de start – kleine groepen van maximaal 15 leerlingen te maken waarbij een voltijdse coach elke dag aanwezig is. Want dan is er pas betrokkenheid, nabijheid en tijd voor die coaching en begeleiding. We ervaarden ook een nood aan een trage groei. Trage groei van het team, zodat er tijd is om samen te zoeken, om vorm te geven aan die zelfsturende teams met de nodige ondersteuning. En ook een trage groei van de groep leerlingen, zodat er binnen die groep ruimte is voor die verbondenheid en om te groeien in die autonomie en die zelfsturing die we nodig vinden.

Het concept werkt ook in een niet-stedelijke context

Griet Mertens: In het begin waren we niet zo enthousiast over de locatie waar we nu in Leuven zitten omdat het nogal ver van het centrum was. We gingen ervanuit dat we enkel in een stedelijke context zouden floreren. We dachten dat een lerend netwerk pas maximaal zou kunnen groeien op een plaats waar het ook maximaal zichtbaar zou zijn voor iedereen. Die context hadden we ook in het eerste jaar. Maar nu zien we het helemaal zitten op Scheut want, mede dankzij de coronajaren,      blijkt het dat we die stedelijke context van hieruit heel gemakkelijk kunnen opzoeken. Enerzijds door samen te werken met de andere organisaties die op de site zitten (een lagere Montessorischool, SOS Kinderdorpen, podiumkunstengezelschappen, kunstenaars en vluchtelingen). Anderzijds staan we met de bus of met de fiets heel snel in het centrum van Leuven.

Ook een coach heeft baat bij een (aangepaste) lerarenopleiding

Elke Geuens: Ook mensen die geen lerarenopleiding hebben, kunnen heel waardevolle zaken doen als coach. Misschien zijn zij iets minder onderlegd in het groepsgebeuren, maar dat hebben zij vaak uit andere contexten helemaal mee, bijvoorbeeld vanuit het jeugdwerk of het sociaal werk. Eén van onze coaches komt uit de privé. Zij is nu de lerarenopleiding aan het doen en dat botst vaak. Bijvoorbeeld over de manier hoe verwachtingen worden gesteld die niet afgestemd is op hoe wij werken. Het is niet gemakkelijk om hier in de praktijk te staan en aan de andere kant een opleiding te volgen die uitgaat van een heel andere context.

Griet Mertens: Volgens mij moet de lerarenopleiding het stuk coaching opnemen. Vanuit SOM (Samen Onderwijs Maken) in Leuven, was er hier een scholenbezoek, met ook een aantal mensen van een hogeschool die een lerarenopleiding organiseren. Die gaven zelf aan dat alle leerkrachten ook die coaching zouden moeten kunnen opnemen, niet alleen van het individu maar ook van de groep. Om de een of andere reden wordt er in lerarenopleidingen alleen aandacht besteed aan het doceren. Die mensen van de hogeschool vroegen zich af of ze dan zo’n vak moesten inrichten, en of dat dan al dan niet een keuzevak moest zijn of een algemeen vak. Dus je voelt dat er hier en daar een vlammetje brandt.

Helga Schepers: Er moet volgens mij een goed evenwicht in gezocht worden, want het onderwijs heeft een heel specifieke structuur. Daarom is het wel goed dat de coaches een lerarenopleiding hebben. Het zou echter interessant zijn dat De MET haar eigen pedagogie zou kunnen ontwikkelen op termijn. Dat hoeft niet meteen in een lerarenopleiding te zijn. Soms is die klassieke opleiding zelfs een hinder om hier ingeschakeld te worden. Daarom start het schooljaar in de MET ook met Gouden Weken. In de Agora-scholen in Nederland noemde men dat zelfs een ‘detox’, maar die term gebruiken wij niet. Terwijl de coaches en de leerlingen tijdens die weken echt wel nood hebben om te ontwennen van de gewoontes die ze soms jarenlang hebben gekweekt.

Griet Mertens: Op dit ogenblik kunnen wij wel coaches aannemen die geen lerarenopleiding hebben, maar ze kunnen hier nooit vastbenoemd worden. Ik vind dat de lerarenopleiding zijn belang heeft, want je leert er waardevolle vaardigheden. Alleen zou die opleiding inderdaad gemoderniseerd mogen worden zodat er meer inzit dan alleen het vakdidactische. Alhoewel we dat hier ook nodig hebben. Iets goed kunnen uitleggen is cruciaal. Dus we kijken uit naar een lerarenopleiding die meer aangepast is aan de huidige samenleving. Ik vind een lerarenopleiding wel een basis voor een aantal dingen die wij hier ook nodig hebben. Mensen hebben hier hun vakinhoudelijke expertise en als je dan een lerarenopleiding hebt gehad, dan heb je wel geleerd hoe je met een groep aan de slag gaat. Dat stuk is belangrijk, maar dat is niet het enige. Wij hebben ook mensen nodig die bijvoorbeeld uit het jeugdwerk komen. Bij sollicitaties kijken we altijd naar wat iemand voor de lerarenopleiding deed. Heeft die persoon bijvoorbeeld jeugdwerk gedaan of ervaring met speelpleinen?

Helga Schepers: Wat ik hier ook zie, is dat de coaches de leefwereld van de kinderen betrekken in wat en hoe ze iets uitleggen. Dat heb ik nog niet zo heel vaak gezien. Bijvoorbeeld als je wiskunde uitlegt dat je daar dan wat er in de omgeving aanwezig is, kunt betrekken. Doordat men de jongeren hier heel goed kent, kan er dan ingespeeld worden op hun hobby’s of hun interesses. Dan nemen ze die wiskunde veel sneller op. Dat zie ik hier gebeuren, en dat is heel mooi.

Griet Mertens: Ik merk dat men dat er de laatste tijd toch meer en meer in de lerarenopleiding probeert in te brengen. Dat is een goede evolutie. Tegelijk is er ook een stroming die wat neerkijkt op de leerkracht als coach en vooral vindt dat de leraar voor de klas moet staan en lesgeven. Die stromingen zullen er wel altijd blijven, en misschien moeten ook niet alle leerkrachten hetzelfde zijn. Het is OK dat er ook leerkrachten zijn die gewoon puur hun kennis willen doorgeven en die dat ook op een goede manier doen. Alhoewel ik echt wel geloof dat de band die je hebt met je leerlingen zoveel verschil maakt bij het leren. Een pure vakexpert die de band met zijn leerlingen niet heeft? Dat kan misschien aan de universiteit werken, maar ik geloof er niet in bij middelbare scholieren. Voor sommigen wel, maar dan valt al wie dat extraatje meer nodig heeft er wel uit. Want wij ontmoeten toch heel veel leerlingen op dit ogenblik waar we af en toe in de gang eens aan moeten vragen hoe het ermee gaat. In een gewone school doen de leerkrachten dat ook wel. Maar als je alleen maar die vakexpertise moet hebben, dan sluit je heel veel leerlingen uit.

MET elkaar, MET een doel, MET GOESTING werkt

Griet Mertens: Onze 3 pijlers ‘MET elkaar, MET een doel, MET goesting’ zijn verweven in alles wat we hier doen en waar we heel de tijd mee bezig zijn. Dat zie je ook als je hier rondloopt. Voor mij is dat ook nog altijd de essentie van wat we doen. ‘MET een doel’ gaat over de leerplannen, maar zeker ook over hun eigen doelen. De doelen zijn dezelfde als in andere scholen, maar ze mogen hier ook dingen doen waar zij voor gedreven zijn om die te doen, ook als die helemaal niet in de leerplannen staan. Heel belangrijk is ook dat ze kunnen kiezen welke weg ze nemen om deze doelen te halen. Daarom werken we hier met challenges en focussen. We merken dat ze met die challenges heel gemotiveerd beginnen en vanuit zichzelf aan de slag gaan, maar hoe verder ze daarin gaan, worden ze heel doelgericht. We voelden daardoor de nood om in de tweede graad ook focussen in te voeren omdat ze dan nog dichter bij zichzelf kunnen komen. Dat gaat dan bijvoorbeeld over ‘ik wil leren bier brouwen’, of ‘ik wil een kledinglijn ontwerpen’… Die dingen staan, jammer genoeg, niet in de eindtermen, maar op die manier kunnen ze daar toch aan werken. Want de algemene doelen voor het onderwijs zijn geformuleerd als minimumdoelen. In andere scholen wordt door de school bepaald wat er daarnaast nog gebeurt. Dat willen wij vooral niet doen. Die minimumdoelen moeten onze leerlingen ook halen, maar daarnaast willen wij heel graag dat ze zelf bepalen waar zij aan willen werken.

Helga Schepers: Ondertussen halen zij daar wel heel wat van de opgelegde doelen uit. Bijvoorbeeld bij het ontwerpen van een kledinglijn komt economie kijken, ontwerp, samenwerking… Daarmee heb je al een hele reeks doelen gevat.

Opmerking: Het interview vond plaats op 29 maart 2022. Mogelijk is er al een en ander veranderd in de regelgeving op het moment dat u het leest. Hier vindt u nieuwe maatregelen die in het schooljaar 2022-2023 in werking zijn getreden.

Team De MET

DE GELEERDE LESSEN IN HET KORT

  1. De MET is een vorm van levenslang leren voor ons

  2. Maak bewust tijd en ruimte voor het leer- en groeiproces
  3. Dat beslissingen gedragen worden door het team en dat ze niet door een coördinatieteam worden opgelegd is cruciaal
  4. Samen naar oplossingen zoeken is een must

  5. Programmatienorm zet een rem op nieuwe scholen

  6. Trage groei is nodig om verbondenheid te creëren en te groeien in die autonomie en zelfsturing die we nodig vinden

  7. Het concept werkt ook in een niet-stedelijke context

  8. Ook een coach heeft baat bij een (aangepaste) lerarenopleiding

  9. De band die je hebt met je leerlingen maakt heel veel verschil bij het leren, zeker voor een extraatje nodig heeft
  10. MET elkaar, MET een doel, MET GOESTING werkt

  11. Onze doelen zijn dezelfde als in andere scholen, maar onze leerlingen kunnen kiezen welke weg ze nemen om ze te halen
  12. Behandel iedereen evenwaardig maar niet gelijk

  13. De personeelswetgeving vraagt om verandering

  14. Gedeeld gebruik zit nog niet in alle hoofden en het is nog een zoektocht naar bedrijven of organisaties die een leerhub op locatie willen faciliteren

  15. Als je altijd op de ideale omstandigheden zou wachten, dan begin je er misschien wel nooit aan

Behandel iedereen evenwaardig maar niet gelijk

Griet Mertens: Eén van de kenmerken van De MET is dat we niet alle leerlingen gelijk behandelen. Dat vinden ze soms heel lastig. Wij leggen de lat niet voor iedereen op dezelfde plaats. Dat zijn ze niet gewoon. De meesten komen uit een context waar alles voor iedereen altijd hetzelfde is. Waar zij dan bijvoorbeeld een 10 haalden, waar anderen een 6 haalden. Maar hier gaat die vlieger niet op. Onze bedoeling is echter wel heel positief. Iedereen is evenwaardig, maar niet gelijk. Wie voordien een 10 haalde, dagen wij echt uit. En dan komt de vraag: ‘Moet ik dan meer doen voor wiskunde dan die andere?’ Het antwoord is ‘ja’. Maar ze worden daar ook wel snel aan gewoon. Voor ouders blijft dat vaak moeilijk.

De personeelswetgeving vraagt om verandering

Elke Geuens: Een probleem waar wij nog erg mee worstelen is de personeelswetgeving. Ik kom zelf uit de privé en ik heb echt grote ogen getrokken toen ik die personeelswetgeving zag. In het onderwijs gelden er een heel andere soort contracten. In de privé heb je contracten van bepaalde duur en onbepaalde duur, maar iemand die niet voldoet, kan je ontslaan op voorwaarde dat je met alle regels rekening houdt. Daarmee is de kous af. Maar in het onderwijs is het engagement ten opzichte van de werknemer veel groter. Eén keer iemand aangeworven is, heb je als werkgever ontzettend veel verplichtingen. Je bent verplicht tot aanvangsbegeleiding, wat ik een goede zaak vind natuurlijk want daar hechten wij zelf veel belang aan. We hebben heel regelmatig coachinggesprekken met al onze coaches. In de zomer organiseren we een gezamenlijke opleiding. Tussendoor hebben we overleg. We steken daar dus heel veel energie in. We werken nu nog allemaal met contracten van bepaalde duur omdat we allemaal nog maar net begonnen zijn. Maar als er iemand in je team is waar het heel moeilijk mee loopt, en waarbij je allebei voelt dat het niet gaat lukken, heb je als werkgever zelfs dan geen manier om er afscheid van te nemen – tenzij die persoon zelf zou beslissen om op te stappen, of als het om dringende reden zou zijn. Dat was voor mij een echte eye-opener, dat dit niet kon, zelfs niet bij tijdelijke aanstellingen. Dan hebben we het zelfs nog niet over een vaste benoeming. Daardoor kan één teamlid dat niet goed meedraait, een enorm grote invloed uitoefenen op de leerlingen, op het team, op de ouders, op heel je werking eigenlijk. Het is echt hallucinant dat je daar niets aan kan doen. Op het einde van het jaar kan je zeggen dat je het contract niet verlengt, omdat het een tijdelijke aanstelling is, maar zodra iemand vastbenoemd is, wordt het nog moeilijker. Persoonlijk vind ik dat het failliet van het personeelsbeleid in het onderwijs. Ik hoop echt vurig dat hier iets aan kan veranderen, maar ik weet dat dit een van de grote taboes is in het onderwijs.

Helga Schepers: Dit is niet alleen in De MET een probleem, ook in het klassieke onderwijs, vind je mensen die echt niet capabel zijn en toch moeten aangesteld blijven. In een concept zoals De MET heeft dit echter nog meer impact omdat iedereen hier een leercoach heeft. Het is dus heel belangrijk dat hier openheid in kan komen en dat hier kan over worden nagedacht. Voorlopig mag hier echter nog niet aan geraakt worden.

Gedeeld gebruik zit nog niet in alle hoofden

Elke Geuens: Als ik geweten had hoe moeilijk het zou zijn om een goede locatie te vinden, had ik misschien wel enkele dingen anders gedaan (lacht). Maar als je altijd op de ideale omstandigheden zou wachten, dan begin je er misschien wel nooit aan. Bijvoorbeeld LAB Sint-Niklaas heeft het geluk gehad dat zij met een nieuw gebouw konden beginnen. Als we daar hier in Leuven op hadden moeten wachten, dan was het er misschien wel nooit van gekomen. Het is ontzettend moeilijk om hier een definitief gebouw te vinden. Dat ligt aan de lokale markt waar er veel spelers op zoek zijn naar geschikte gebouwen. Ik ervaar ook wel dat de geesten nog niet voldoende gerijpt zijn om echt naar een gedeeld gebruik van gebouwen te gaan. Dat is iets wat wij eigenlijk heel graag zouden willen doen, maar we moeten dat elke keer opnieuw uitleggen. Elke keer opnieuw krijgen we dan verbaasde reacties, zo van: “Ach zo, jullie willen dat écht? Jullie willen écht jullie lokalen delen na schooltijd en in de schoolvakanties?”… Zelfs hier, op een gedeelde site waar het ook in de visie zit, blijft dat nog altijd moeilijk. De filosofie en de theorie is er al wel, maar de knop is in de meeste hoofden nog niet helemaal omgedraaid en daardoor blijft de praktijk achterwege. Toch blijf ik erin geloven dat we veel meer naar gedeeld ruimtegebruik zullen moeten gaan.  Dus in onze visie is de locatie waar we nu zitten echt ideaal. Het is een locatie die wij onszelf vooraf zouden gedroomd kunnen hebben. Een gemengde campus die tegelijk creatief, ondernemend en sociaal is. Er zijn hier noodwoningen, SOS Kinderdorpen, kunstenaars, podiumkunstenaars, een lagere school, een schitterende natuurlijke omgeving… Wat wil je nog meer? Dus wij zouden hier overdag graag de faciliteiten gebruiken, en ’s avonds kunnen andere organisaties er dan gebruik van maken. Maar voorlopig ziet het er niet naar uit dat we hier nog lang zullen kunnen blijven. We blijven echter ‘bidden’ (lacht).

Helga Schepers: We hebben daaruit geleerd dat de plek die je hebt om iedereen samen te brengen heel belangrijk is. Ik denk dat de wetgeving daar ook nog niet flexibel genoeg is om te zeggen dat je bijvoorbeeld ook kunt gaan leren bij ondernemers, of in leerhubs. Als je met leerhubs wil werken, heb je bijvoorbeeld geen groot schoolgebouw nodig. Ik blijf daar van dromen. Bijvoorbeeld de laatste twee jaren zou je kunnen zeggen dat de leerlingen niet meer op de campus hoeven te zijn maar dat ze kunnen uitzwermen. Enkele keren om de zoveel tijd zie je elkaar terug. Die leerlingen zijn elders aan het leren. Voor hen hoef je dan geen vaste ruimte meer te voorzien. Een voorbeeld: ik hoorde dat leerlingen lassen geen leerkracht meer hadden omdat die in de privé was gaan werken omdat er daar een tekort was aan lassers. Noem me naïef, maar waarom kon die leerkracht zijn leerlingen dan niet meenemen om ter plekke te leren? Volgens mij is dat zelfs niet zo moeilijk te organiseren, maar misschien zie ik dat te gemakkelijk. Op die manier kan de ondernemer zien welke de goede lassers zijn. De leerlingen leren ter plaatse en zij kunnen het meest recente materiaal gebruiken dat zij vaak in de school niet hebben. Dat is toch een pure win/win? De MET probeert dat al te doen met de leerhub op locatie’ in De Wingerd, maar er zijn toch nog veel beperkingen door bijvoorbeeld de wetgeving.

Elke Geuens: Alhoewel daar toch ook altijd wel een weg rond te vinden is. Vanaf het derde jaar in onze humane richtingen kunnen ze in onze leerhub op locatie in De Wingerd gaan werken. Het is nog een zoektocht naar andere bedrijven of organisaties die hiervoor open staan. De Wingerd is hierin een pionier. Voor hun focus moeten onze leerlingen zich echt met een expert verbinden en op die manier organiseren we die connectie nu ook. 

De MET toneel

Griet Mertens: “Onze doelen zijn dezelfde als in andere scholen, maar onze leerlingen mogen hier ook dingen doen waar zij voor gedreven zijn om die te doen, ook als die helemaal niet in de leerplannen staan. Heel belangrijk is dat ze kunnen kiezen welke weg ze nemen om deze doelen te halen.”

De steun van de Europese Commissie voor de productie van deze website houdt geen goedkeuring van de inhoud in. De inhoud geeft de standpunten van de auteurs weer en de Commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het gebruik dat eventueel wordt gemaakt van de daarin opgenomen informatie.

logo onderwijs en vorming
logo ESF